Ik kom terug

Productinformatie "Ik kom terug"
Het gevecht om een kist tussen moeder en zoon in de openingsscène is tekenend voor wat volgt. Deze kist is de metafoor voor wat de zoon wil weten en de moeder niet kwijt wil. De eerste en laatste zin van het boek tekent hun beider leven: ’We stonden tegenover elkaar, mijn moeder en ik’, culminerend in de kernzin: ’Jij een verhaal, ik een pil’ (76). Met het notitieblok in de hand reist Van Dis in de maanden voor haar overlijden met zijn moeder door Nederland naar bekende plekken en onbekende familieleden. Zo ontfutselt hij haar de verhalen over haar familie, haar echtgenoten, haar ervaringen in de beide wereldoorlogen, herinneringen die zij altijd voor hem verborgen heeft gehouden. Als reactie op haar ervaringen vlucht zij in de esoterie. Afstoten en aantrekken, maar ook afstand nemen en afstandelijkheid bepalen hun relatie. Verantwoordelijkheidsgevoel en respect winnen het uiteindelijk. Een sterke, afwerende, zwijgzame moeder tegenover een gevoelig en hunkerend kind dat zich altijd een buitenstaander voelde. Een mooie samensmelting van autobiografie en memoires.
Eigenschappen "Ik kom terug"
Auteur: Adriaan van Dis
Onderwerp: Moeder-zoon relatie
Aantal pagina's: 284
Jaar van uitgave: 2014

0 van 0 beoordelingen

Geef een beoordeling

Deel jouw ervaringen met andere leesclubs.


Vergelijkbare boeken

Het gordijn
Om zijn Iraanse moeder nog één keer te zien, reist de in Nederland in ballingschap levende Abdolah met zijn vrouw naar het voor hem veilige Dubai. Daar treft hij zijn zus, met wie hij nooit gesproken heeft over de tijd dat ze door het regime gevangen was gezet, en zijn moeder, die dementerend is. De kunstenaar in Abdolah besluit mee te gaan in de ‘fictieve wereld’ die zijn moeder regelmatig betreedt en haar niet te corrigeren. Uiteindelijk realiseert hij haar grootste wens (met hem naar Mekka te gaan) door haar mee te nemen naar de grote moskee in Abu Dhabi. In het verhaal van hun ontmoeting speelt ook Abdolahs fascinatie voor het kunstmatige (fictionele) Dubai een rol. Daarnaast raakt hij gecharmeerd van de steeds opduikende gastvrouw Nastaran die mogelijk een van de buitenlandse agenten van het Iraanse regime is. Fictie en non-fictie lopen op diverse manieren door elkaar en dat is het meest intrigerende aspect van dit niet van een genreaanduiding voorziene, zeer persoonlijke boek. Abdolahs stijl is er nog steeds niet een voor fijnproevers, maar is minder exotisch dan eerder het geval was.
Na Mattias
Na een roman over een zelfmoord (‘Een uur en achttien minuten’*, 2011) en een over een psychose (‘De eerste maandag van de maand’**, 2014) nu opnieuw een boek van de auteur (1983; muziekkenner en redacteur bij NRC) waarin een noodlottige gebeurtenis een cruciale rol speelt: de verdwijning en dood van de jonge Mattias, die samenwoonde met Amber, bij een boekingskantoor werkte en muziekgroepen begeleidde. In negen hoofdstukken treden tien personages op – met hun eigen wel en wee – die op een of andere manier iets – soms veel, soms bijna niets – met Mattias te maken hebben of hadden. Hun verhalen zijn met elkaar verbonden door terugkerende personages, liefhebberijen, thematiek en/of relaties. Het resultaat is een netwerk van verhalen rond de titelfiguur, geschreven in een directe, vlotte, gevarieerde en licht ironische stijl. Vooral de hoofdstukken ‘Riet en Hendrik’ (Mattias’ grootouders), ‘Nathan’ en ‘Kristianne’ (Mattias’ moeder) zijn uitschieters, evenals het slothoofdstuk ‘Amber’, waarin duidelijk wordt hoe Mattias aan zijn einde is gekomen. Fraai uitgegeven met voorin een foto van de auteur en achterin een ‘playlist’ die aansluit bij de hoofdstukken.
Familieziek
Net als in zijn debuut 'Nathan Sid' en in 'Indische duinen' staat in deze 'roman in taferelen' van Adriaan van Dis een uit Indonesië afkomstig gezin, dat in Nederland een nieuw bestaan probeert op te bouwen, centraal. De vader, steeds Meneer Java genoemd, is een door de oorlog beschadigd man. Zijn zoon, steeds de jongen genoemd, wordt door hem steeds meer bij zijn waanwereld betrokken. De jongen is een stille getuige van de waanzin, terwijl de moeder en dochters (eerstezus, middelzus en derdezus) een sceptisch koor vormen dat commentaar levert op wat er gebeurt. Het verhaal speelt zich af in een dorp aan zee, ten tijde van de Koude Oorlog. Gebeurtenissen uit de wereldgeschiedenis (Nederlanders die uit Indonesië worden gegooid, Russische tanks die Boedapest veroveren etc.) hebben grote invloed op Meneer Java, die alles volgt op de pas aangeschafte televisie ('De eerste in de straat'). De waanzin van Meneer Java gaat steeds verder en uiteindelijk wordt hij opgenomen in Schild en Heil, het gekkengesticht. Omdat de jongen volgens zijn moeder een harde hand nodig heeft, wordt hij naar haar boerenfamilie gestuurd. Een mooie familieroman, goede sfeertekening en prettig leesbaar
Magdalena
De moeder (gestorven in 2012) van Maarten ’t Hart (1944) groeide op in Maasland in een streng gereformeerd gezin, trouwde met de streng gereformeerde grafdelver ’t Hart en hertrouwde met haar jeugdliefde. Het strenge geloof (alles is zondig), haar wantrouwen, haar angsten, haar jaloezie, koppigheid, haar afkeer van veranderingen (’geen denken aan’, was haar adagium) bepaalden haar levensgang. Ze werd beheerst door de vermeende ontrouw van haar echtgenoten. Ondanks haar kuren had Maarten ‘t Hart een sterke band met haar. In gesprekken bespreekt hij met haar geloofszaken en (de eigenaardigheden van) haar gezins- en familieleden, die soms een komisch effect hebben. Hij stelt zijn redelijkheid (en ongeloof) tegenover de godsdienstwaan en paranoia voor van alles en nog wat van zijn moeder. ‘t Hart geeft in een gevarieerde stijl in brieven, dialogen, jeugdherinneringen een intrigerend en respectvol beeld van zijn moeder. Hij tekent genadeloos het streng christelijke milieu waaruit de hij stamt en is in deze roman de boeiende chroniqueur van deze voorbije wereld.
Margje
Evenals in  ‘Knielen op een bed violen’ keert Siebelink terug naar het gezin Sievez en hun kwekerij in Velp. Dit keer staat niet de vader centraal, die in de ban raakt van een streng-christelijke groepering, maar zijn vrouw (de titelfiguur) en hun beider zonen. Tijdens een oudejaarsnacht waarin hij vergeefs wacht op zijn broer Thomas, denkt de inmiddels 73-jarige oudste zoon Ruben terug aan hoe hij voor zijn moeder het leven draaglijk probeerde te maken, verlangend naar haar liefde, terwijl zij meer gaf om zijn jongere broer. Deze op zijn beurt verlangde naar de erkenning van zijn vader die liever een dochter had gehad. In korte hoofdstukken schrijft Siebelink vooral sfeervolle scènes over het  verlangen en teleurstelling bij zowel zoons als moeder.
Mischa
Als een weduwe, moeder en oma de mededeling van de politie krijgt dat haar zoon betrokken is bij de verdwijning van een 10-jarig jongetje, begint een nachtmerrie waarin alles waarvan ze zeker was, ineenstort.
Indische duinen
De ik-figuur, in Nederland geboren, is lid van een Indisch repatriantengezin dat zich met zijn Japanse-bezettingstijd-ervaringen in 'gastvrij' Nederland tracht te handhaven. Op de zoektocht naar zijn wortels stuit hij op feiten die hem zijn familie leren waarderen - met name zijn gehate gestorven vader. Historische feiten, herinneringen in flashback en eigentijdse belevenissen brengt de auteur (1946) zonder nostalgie bijeen in een bijzondere roman met goede sfeertekeningen. De stijl is recht voor zijn raap. Scherp en helder analyserend spaart de auteur zichzelf daarbij ook niet. Hartverwarmend zijn z'n gevoel voor humor en optimisme..
Moedervlekken
Sterke, biografisch getinte roman voor een breed publiek over een sterk rationaliserende man die door machten van buiten aan het wankelen wordt gebracht. De veertigplusser Otto Kadoke is een in suïcidepreventie gespecialiseerde psychiater die werkt op de crisisdienst. Nadat de Nepalese verzorgsters van zijn bejaarde joodse 'moeder' vertrokken zijn omdat hij zich aan een van hen heeft vergrepen, moet hij op zoek naar een nieuwe verzorgster. Al vroeg blijkt dat de moeder al dood is en de vader zijn depressie alleen kon overwinnen door de rol van de moeder over te nemen. Dat wordt zó knap gebracht dat je dat vaak vergeet. Als noodgreep neemt Kadoke in een poging tot ‘grensoverschrijdende psychiatrie’ een jonge suïcidale patiënte als verzorgster in huis. Daarna wordt het in dit in verhaalontwikkeling nogal pover, maar qua gedachten en thema’s rijke en vaker wrang-humoristisch boek steeds moeilijker om wat betreft hulp te bepalen wat normaal of grensoverschrijdend is, of wie redder of slachtoffer, met als motto dat we allen een voortzetting van andermans trauma’s zijn..